Afdichting van doorvoeringen van kabels of kabelbundels in brandwerende lichte scheidingswanden met brandwerende opbouwmanchetten

Terug naar verwarming, ventilatie en klimaatregeling

Referentienummer:
1233
Publicatiedatum:
01-03-2015
Bouwelementen:

  • 1. Lichte scheidingswand
  • 2. Kabels of kabelbundels
  • 3. Uitsparing en speling
  • 4. Afdichting
  • 5. Brandwerende voorziening
  • 6. Ophangconstructie van de kabels of kabelbundels

1. Lichte scheidingswand
Het gaat hier om een lichte scheidingswand die ofwel in overeenstemming is met de gestandaardiseerde lichte scheidingswand ofwel met een gelijkaardige lichte scheidingswand. Ook andere lichte scheidingswanden zijn toegelaten, voor zover dit bevestigd werd door een proefverslag of een gelijkaardige beoordeling van de brandwerende voorziening in dit type scheidingswand.
2. Kabels of kabelbundels
De karakteristieken van de kabels of kabelbundels moeten in overeenstemming zijn met de voorschriften van de fabrikanten, die gebaseerd zijn op classificatierapporten en proefverslagen. De voorschriften van de fabrikant moeten de volgende informatie bevatten:
- kabeltype (op basis van de uitgevoerde testen op koperen of aluminium kabels kunnen de resultaten van de proeven naar alle courante kabels geëxtrapoleerd worden)
- de maximaal toegelaten buitendiameter en diameter van de geleider. Voor kabelbundels wordt het maximaal aantal kabels aangegeven alsook de maximale diameter van de kabels.
3. Uitsparing en speling
Het verschil tussen de diameter van de uitsparing en de diameter van de kabels of kabelbundels moet vermeld worden in de voorschriften van de fabrikanten, gebaseerd op classificatierapporten of proefverslagen. De afmeting van de uitsparing in de lichte scheidingswand moet kleiner zijn dan de geteste afmetingen van de uitsparing tijdens de brandproef. Bovendien moet de afstand tussen de kabels of kabelbundels en de randen van de uitsparing groter zijn dan de geteste afstand, teneinde een correcte en voldoende opvulling te kunnen uitvoeren.
4. Afdichting
De afdichting van de ruimte tussen de kabels of kabelbundels en de uitsparing in de lichte scheidingswand wordt gerealiseerd zoals aangegeven in het proefverslag (opstoppen met rotswol, afdichten met schuim, ...). Het is ook mogelijk dat er geen afdichting vereist is.
5. Brandwerende voorziening
- Plaatsing
Een opbouwmanchet moet altijd aan de rechtstreeks verhitte zijde(n) van de lichte scheidingswand geplaatst worden. Tenzij het tegendeel bewezen werd, wordt er normaal gesproken uitgegaan van de veronderstelling dat de brand kan aangrijpen aan elke zijde van de wand. In principe zou er dus aan beide zijden van de lichte scheidingswand een brandwerende manchet voorzien moeten worden. Indien er slechts één enkele manchet gebruikt wordt, die geplaatst wordt aan de niet rechtstreeks verhitte zijde van de wand, zal deze minder snel opwarmen dan de kabel aan de vuurzijde. Hierdoor zou deze laatste kunnen beginnen te smelten voordat de manchet in werking treedt, zodat er een opening ontstaat waarlangs een eventuele branddoorslag kan optreden. Indien één manchet voldoende zou zijn, moet dit door het proefverslag bevestigd worden. Vandaar dat er een eerste proef uitgevoerd wordt waarbij de manchet zich aan de vuurzijde bevindt en een tweede waarbij de manchet geïnstalleerd wordt aan de niet rechtstreeks aan de brand blootgestelde zijde.
Tenzij het proefverslag andere bepalingen bevat, wordt de brandwerende manchet niet afgewerkt met een cement- of pleisterlaag.
De brandwerende manchet wordt rond de kabel of kabelbundel aangebracht en moet goed aansluiten op de buitendiameter van de kabel of kabelbundel (de exacte speling staat vermeld in het proefverslag).
- Bevestiging
Tijdens de brand moet de opbouwmanchet op zijn plaats blijven (d.w.z. tegen de scheidingswand). De bevestigingsmiddelen die gebruikt worden voor de montage van opbouwmanchetten moeten in overeenstemming zijn met het proefverslag. Dit impliceert gewoonlijk dat ze bestand moeten zijn tegen hoge temperaturen en dat ze bij brand niet mogen smelten. Daarom worden ze bij voorkeur uitgevoerd in staal (bv. schroeven, doorgaande draadstangen, ...). Ook kunststof pluggen kunnen toegelaten worden, voor zover dit bevestigd werd door een brandproefverslag.
6. Ophangconstructie van de kabels of kabelbundels
De kabel of kabelbundel dient ondersteund en bevestigd te worden volgens de regels van goed vakmanschap. De ophangingen moeten zo dicht mogelijk bij de lichte scheidingswand gelegen zijn (in principe op een maximale afstand van 500 mm - zie proefverslag).



Gerelateerde publicaties