Heel wat Buildwise-collega’s hebben ervaring met het indienen van octrooien. Eén van hen is Hans Mostmans, momenteel R&D Expert binnen de unit ‘Digital Construction’, maar voorheen Innovation Engineer bij CRH Structural Concrete Belgium. Hij is één van de uitvinders van het octrooi "a wall". Wij gingen met hem in gesprek.
Wat zijn uw ervaringen met deze octrooiaanvraag?
Binnen CRH werd destijds decentraal omgegaan met innovatie, binnen de verschillende zusterbedrijven werd soms gelijktijdig gewerkt aan dezelfde uitdagingen. Op een gegeven moment is er dan een meer gestructureerde aanpak gekomen, er werd een coördinerende instantie opgericht binnen CRH, het Innovation Centre for Sustainable Construction (ICSC). Het ICSC organiseerde de nodige contacten met octrooigemachtigden (advocaten) die de octrooiaanvraag opstellen. Daarbij werden de verschillende relevante aspecten meer gestructureerd, onder meer via een intakeformulier en gesprekken: Waarom wil je dat doen? Wat wil je precies beschermen? Wat is de state-of-the-art? … Het ICSC nam een coördinerende rol op zich, ze bepaalden in welke extra markten dekking gewenst was en vergrootten het bereik van het octrooi binnen de groep. Veel van het voorbereidende werk zat bij CRH Structural Concrete Belgium zelf, bijvoorbeeld de opzoeking van state-of-the-art naar dubbele betonwanden en composiet ankers, maar het opstellen van de octrooiaanvraag zelf gebeurde wel extern. Thermomass, onderdeel van CRH, bezit bijvoorbeeld ook een aantal octrooien op composiet verbindingstechnieken.
Waarom werd hiervoor een octrooi aangevraagd en wordt dit product ook gecommercialiseerd?
De technische uitdaging was de realisatie van een geïsoleerde dubbele wand, waarbij we een U-waarde van 0,24 W/m²K kunnen halen. Bij traditionele uitvoeringsmethoden met metalen tralieligger is dat niet haalbaar vanwege het hoge aantal metalen verbindingen tussen beide schillen. Daarom hebben we gekeken naar een wandopbouw met composiet verbinding tussen binnen- en buitenschil. Dat ging eigenlijk relatief eenvoudig. In totaal zijn er minder composiet verbindingen nodig dan in staal en bovendien is de warmtetransmissie van het composiet 15x lager. Iedereen kan zoiets maken dus werden een aantal strategieën onderzocht om het idee te beschermen.
Zo garanderen wij die 0,24 W/m²K enkel wanneer je met gecertificeerde onderaannemers werkt. Wij werkten bijvoorbeeld met panelen van 6 m breed en 3,6 m hoog. Hoe zorg je ervoor wanneer je aan één kant de isolatie begint in te blazen (op de bouwplaats), je toch een voldoende uniforme verdichting krijgt van de isolatie en zo een uniform geïsoleerde wand? Die kwaliteitsgarantie is wel geen onderdeel van de octrooibescherming. Je gaat dus een deel van de oplossing opnemen in de octrooiaanvraag, maar een deel blijft ook als vakkennis binnen de onderneming en wordt meer beschouwd als bedrijfsgeheim. Beide zijn complementair aan elkaar.
Er wordt op de bouwplaats geen beton gestort tussen de schillen, maar isolatie ingeblazen. In eerste instantie werd de wand dus ontwikkeld voor niet-dragende wanden. Een dubbele wand wordt normaal gebruikt als dragende wand door er beton in te gieten, met schillen van 6 cm. De betonnorm stelt dat minstens 8 cm vereist is om een dragende functie te garanderen. Schillen van 8 cm vragen een aanpassing aan het productieapparaat, terwijl het vervangen van de tralieliggers door composiet ankers een vrij eenvoudige aanpassing voor ons was, zonder extra kosten.
Een probleem was ook de l-waarde van de vezelisolatie die werd ingeblazen. Die was hoger dan die van de PIR- of PUR-isolatieplaten die traditioneel worden gebruikt. Dit resulteerde in een grotere dikte voor het nieuwe type wandpaneel om eenzelfde U-waarde te halen. We wilden een perfect circulaire oplossing bedenken, waarbij de isolatie makkelijk kon verwijderd worden. Die extra dikte was echter lastig omdat de wanden daardoor meer plaats innemen. We hebben daarop contact gezocht met Aerobel, om te kijken of we een composiet isolatie konden ontwikkelen met vezels en aerogel. Met dat doel werd het CarbIP-project opgestart.
De voegoplossing wordt ook afzonderlijk beschreven in het octrooi, maar eigenlijk had ik daar een apart octrooi voor willen aanvragen. Met co-extrusie werd een harde kern en een soepele rand gerealiseerd, maar het eerste prototype functioneerde nog niet naar behoren. We beschikten echter over beperkte middelen en tijd. Het doel was de horizontale voeg tussen de afzonderlijke panelen sneller te kunnen uitvoeren, zonder in te boeten aan kwaliteit (regen, lucht en dragende functie). Binnen de CRH-groep was prefab ook een kleinere afdeling. De meeste inspanningen gaan naar beton en de samenstelling van beton. De mogelijkheden waren met andere woorden beperkt.
U hebt in totaal reeds drie octrooien aangevraagd, maar enkel dit octrooi is nog actief. Wat zijn uw ervaringen?
Het octrooi is nog steeds actief binnen CRH in het kader van het Europese Life-project (CarbIP), dat zich richt op innovatieve oplossingen om met duurzame en circulaire materialen een thermische prestatie te realiseren die beantwoordt aan de huidige standaarden. Eigenlijk gaat het over een vrij eenvoudig product. Bescherming is dus zeker nodig om te vermijden dat anderen het ook zomaar op de markt kunnen brengen. Bij samenwerkingen moet je wel opletten dat je niet gaat verzanden in juridische discussies over wie de rechten heeft op het eindproduct. Uiteindelijk is het doel vaak ook om de oplossing gerealiseerd te krijgen.
Naast dit octrooi heb ik ook nog twee andere octrooien aangevraagd: EP3964337A1 en NL1039708C2. Het laatste octrooi was ten persoonlijke titel en is stopgezet om financiële redenen. Het eerste octrooi werd niet gehandhaafd omdat betonkernactivering een vrij complex en nog steeds erg nicheproduct is. Omzet en kost om het octrooi te handhaven waren niet in verhouding.
Alle voorbeelden illustreren dat zowel een octrooiaanvraag als het in stand houden van een octrooi een zeker inspanning vereisen, zowel financieel als wat opvolging/schrijven betreft. Bovendien moet een octrooi passen binnen de strategie van de onderneming, waarbij onder andere complementariteit met geheimhouding een aandachtspunt is.
Het modellenrecht is ook wel interessant voor de bouwsector. Je beschermt daarbij niet de technische uitvinding, maar enkel de vorm. Een technische uitvinding beschermen is namelijk niet zo eenvoudig en vereist een arbeidsintensief proces. Bovendien wordt er vaak gezocht naar manieren om octrooien te omzeilen. Meer informatie over verschillende vormen van intellectuele eigendomsbescherming is terug te vinden in Innovation Paper 44 ‘Handleiding voor intellectuele eigendom’.
Contact
Heb je een vraag? Wij helpen je graag verder!