De cementindustrie streeft ernaar de CO2-uitstoot van de productie van cement zoveel mogelijk te verminderen. De meeste uitstoot wordt veroorzaakt door het verwarmen van een mengsel van kalksteen en klei, dat wordt omgezet in klinker (het basismateriaal van cement). Door een deel van de klinker te vervangen door andere mineralen (zoals vliegas en hoogovenslakken) wordt de CO2-uitstoot verminderd..
Door de verminderde beschikbaarheid van vliegas en hoogovenslakken is de cementsector op zoek naar alternatieve materialen.
Dit leidt tot nieuwe cementsoorten met een lager klinkergehalte die, hoewel opgenomen in de nieuwe cementnormen, nog niet hebben aangetoond dat ze geschikt zijn voor specifiek gebruik in agressievere omgevingen.
Het NEOCEM-onderzoeksproject heeft tot doel de geschiktheid voor specifiek gebruik aan te tonen van nieuwe soorten ternaire cementen (voornamelijk EMC II/C en EMC VI), waarbij de secundaire materialen hoogovenslakken, fijne kalksteen (inclusief dolomitische kalksteen), gecalcineerd natuurlijk puzzolaan en/of gerecycleerde betonfijnstoffen zijn.
De regels hieromtrent zijn vastgelegd in de Belgische nationale bijlage bij de norm "beton", NBN B 15-001.
Om de kosten en tijd van duurzaamheidstests te verminderen, omvat het NEOCEM-projectprogramma ook de ontwikkeling van een testmethodologie op mortels in plaats van op beton.
Op het einde van het project worden de nieuwe cementsoorten op basis van Belgische minerale toevoegingen opgenomen in de tabellen van de "beton" norm NBN B 15-001.
Deze nieuwe methodologie maakt het mogelijk om nieuwe cementen sneller op de markt te brengen om de uitdagingen van morgen aan te gaan.