Het uitvoeren van een visuele beoordeling van een element
Bepaalde uitzichtkenmerken worden visueel beoordeeld. Het kan bijvoorbeeld gaan om kleurverschillen of de aanwezigheid van scheuren.
Aangezien dergelijke visuele beoordelingen vaak subjectief zijn, kunnen hulpmiddelen aangewend worden om een meer objectieve evaluatie uit te voeren.
Omstandigheden
Het uitzicht van een oppervlak dient steeds beoordeeld te worden met het blote oog, onder normale lichtinval en vanop een welbepaalde afstand (afhankelijk van het te controleren element). Deze beoordeling mag in geen geval plaatsvinden onder scherende lichtinval of bij tegenlicht.
Voor verticale oppervlakken bedraagt de beoordelingsafstand doorgaans 2 m (binnen) of 3 m (buiten). De oplevering van vloerafwerkingen gebeurt loodrecht op het te controleren oppervlak en vanop manshoogte (met een minimumafstand van 1,5 m).
Men mag het uitzicht van een bouwwerk slechts beoordelen nadat dit voldoende uitgedroogd is, dit om te vermijden dat men kleurverschillen zou opmerken die typisch zijn voor de drogingsperiode.
Aangezien het uitzicht een doorslaggevende factor kan vormen voor de keuze van een welbepaalde afwerking, zouden de betrokken partijen zich vóór het afsluiten van de bestelling akkoord moeten verklaren over een 'contractueel staal', en dit om betwistingen na de uitvoering te vermijden. In sommige gevallen (bijvoorbeeld natuursteen) kan een dergelijk staal uit drie elementen bestaan, waarbij één element het gemiddelde uitzicht weergeeft en de twee andere elementen de toelaatbare uitersten (kleur, schakering, aanwezigheid aders, geoden...) weergeven.
Meetmethode
Scheurwijdte
Het meten van de scheurwijdte kan met behulp van een gegradueerd vergrootglas. Een dergelijk vergrootglas bestaat uit een sterk vergrotende lens waarbij, wanneer men erdoor kijkt, een schaalverdeling (die mee vergroot wordt) ziet.
Het is steeds aangewezen om meerdere (minimaal 5, aanbevolen 10) metingen uit te voeren overheen de te beoordelen scheur en hiervan de gemiddelde waarde te berekenen ter bepaling van de scheurwijdte.
Kleurverschillen
BE-grijsschaal
Zichtbeton (NBN B15-007:2018)
Als eerste dient er een standplaats gekozen te worden ter beoordeling van het zichtbetonoppervlak. Daarna gaat een persoon op die plaats staan en draait hij volledig rond zijn as. Terwijl hij rond zijn as draait, legt hij het totale zichtbetonoppervlak vast dat hij ziet met het blote oog. Dit vastgelegde zichtbetonoppervlak wordt het “zichtbeton-waarnemingsveld” genoemd.
Het te beoordelen oppervlak (beton, voegwerk...) dient droog en omgeven te zijn door diffuus licht zonder strijklicht.
Binnen het “zichtbeton-waarnemingsveld” wordt vervolgens de donkerste en de lichtste meetplaats vastgelegd. De meetplaats heeft, waar mogelijk, een grootte van 50 cm x 50 cm.
Het verschil tussen de donkerste en de lichtste meetplaats wordt gemeten met de BE-grijsschaal. De afwijking tussen 2 opeenvolgende grijstinten in deze grijsschaal bedraagt gemiddeld ongeveer ΔE*ab = 2,5. Deze grijsschaal wordt tegen de donkerste en de lichtste meetplaats gehouden. Voor elke meetplaats bepalen de partijen in onderling overleg de schaal die het meest overeenkomt met de tint. Daarna wordt er nagegaan of het aantal schaalindelingen verschil al dan niet beantwoordt aan de opgelegde eis.
Beoordeling van de tintverschillen met behulp van de BE-grijsschaal.
Architectonisch beton (PTV 21-601:2016)
Kleurverschillen in eenzelfde element, tussen elementen onderling en in het voorkomend geval tussen elementen en het model waarop de overeenkomst tussen de contractanten gebaseerd is, worden in een eerste instantie visueel beoordeeld. Het te beoordelen betonoppervlak, waarop in het voorkomend geval het model is aangebracht, is droog en in de schaduw gelegen. De beoordeling gebeurt door een waarnemer die zich op 3 m afstand bevindt van het te beoordelen oppervlak.
Voor elk van de elementen met twijfelachtige kleurschakeringen en in het voorkomend geval voor het model wordt op het te beoordelen betonoppervlak de BE-grijsschaal aangebracht. Van op 3 m afstand wordt van elk element en in het voorkomend geval van het model zwart-wit foto’s genomen. Er wordt zo mogelijk voor gezorgd dat op elke foto minstens 2 elementen voorkomen en dat elk element op minstens 2 foto’s voorkomt. De foto’s worden afgedrukt op mat papier, in een dergelijk formaat dat de schaalindeling van de BE-grijsschaal duidelijk gevisualiseerd is.
Op elke foto worden aan de hand van de erop gevisualiseerde BE-grijsschaal de schaalwaarden bepaald die overeenstemmen met de erop afgebeelde elementen en in het voorkomend geval met het erop afgebeelde model. Vervolgens worden de verschillen van schaalindelingen bepaald in eenzelfde element en/of tussen elementen onderling en/of in het voorkomend geval tussen de elementen en het model.
Mits overeenkomst tussen de contractanten, kan de beoordeling van twijfelachtige kleurschakeringen in elementen met grijze kleur beperkt worden tot die van een waarnemer die zich op nagenoeg 3 m afstand bevindt van het te beoordelen betonoppervlak waarop de BE-grijsschaal is aangebracht.
Colorimeter
Om op een meer objectievere manier de kleurverschillen te beoordelen, kan men gebruik maken van een colorimeter, voorzien van een aangepaste meetkop. Hierbij wordt de lichtsterkte (L*) en de chromatische coördinaten a* en b* van elk te beoordelen oppervlak (betonoppervlak, vloertegel, voeg van metselwerk ...) bepaald. Elke meetplaats heeft waar mogelijk een oppervlakte van 50 cm x 50 cm.
De gemiddelde tint van de donkerste en de lichtste meetplaats wordt gemeten. Vervolgens wordt het tintverschil ΔE*ab tussen beide meetplaatsen berekend aan de hand van volgende formule: ΔE*ab = . De berekende kleurafwijking ΔE*ab stemt overeen met ΔE*ab/2,5 schaalindelingen van de BE-grijsschaal.
Het aantal metingen per meetplaats zal bij voorkeur minstens zo groot zijn dat minimaal 2,5 % van de meetplaats wordt geëvalueerd. Aan deze eis wordt voldaan door met een colorimeter met meetopening van 25 mm diameter 13 metingen te verrichten. Deze metingen worden arbitrair verdeeld over de meetplaats.
Beoordeling van de tintverschillen van een betonnen wand met behulp van een colorimeter.
Beoordeling van tintverschillen van een keramische vloerbetegeling met behulp van een colorimeter.
Beoordeling van kleurverschillen van de voegen van metselwerk met behulp van een colorimeter.
Luchtbellen
Zichtbeton
De beoordeling van de aanwezigheid van luchtbellen met een welbepaalde equivalente diameter (Deq) wordt uitgevoerd via een digitale beeldanalyse. Eerst wordt er een duidelijke digitale foto genomen van het te evalueren oppervlak. Vervolgens wordt die foto geanalyseerd met een softwareapplicatie die luchtbellen kan identificeren en opmeten. De zone waarin de luchtbellen gedetecteerd zijn, wordt aangeduid op de originele foto. De analyse wordt via visuele controle gevalideerd.
Aanduiding van de te evalueren zone met maataanduiding.
Plot van de geanalyseerde luchtbellen op de originele foto ter visuele controle.
De te evalueren zone dient een vlak, droog betonoppervlak van minimaal 0,16 m2 (in principe 0,4 m x 0,4 m) te zijn. Er wordt een leesbare maataanduiding aangebracht net naast de te evalueren zone. Er wordt een foto genomen van de te evalueren zone en de maataanduiding. De minimale resolutie van de foto bedraagt 9 pixels/mm. Om een optimaal contrast te bekomen gelden de volgende richtlijnen voor het nemen van de foto:
- diffuse belichting, geen strijklicht, geen flits
- beperkte lichtgevoeligheid (bv. ISO 100 als standaard)
- gebruik van een statief.
Het oppervlaktepercentage aan luchtbellen wordt berekend door de som van de oppervlakte van de geïdentificeerde luchtbellen met een Deq van 2 tot 15 mm, te delen door de oppervlakte van de geëvalueerde zone. Doorgaans wordt hiervoor een zwart-witbeeld gegenereerd waarop de geïdentificeerde luchtbellen duidelijk gemarkeerd zijn. De wijze om tot dit zwart-witbeeld te komen is in functie van de gebruikte software en wordt niet éénduidig vastgelegd. Bij de berekening dient rekening gehouden te worden met de correcte schaal. Het resultaat wordt uitgedrukt tot op twee cijfers na de komma.
Na de digitale analyse wordt een visuele controle uitgevoerd van de overeenkomst tussen een beeld met de gedetecteerde luchtbellen en de originele foto, ter validatie van de aangeduide luchtbellen. Indien de visuele controle aangeeft dat bepaalde delen slecht gedetecteerd werden, dient de analyse herhaald te worden met een gecorrigeerde of nieuwe foto. Een slechte detectie kan op twee manieren voorkomen:
- bepaalde luchtbellen worden niet volledig gedetecteerd, omdat ze bijvoorbeeld slecht belicht zijn
- bepaalde zones of vlekken worden onterecht als luchtbel gedetecteerd.
De nauwkeurigheid van de gebruikte software wordt geëvalueerd aan de hand van de referentiebeelden A1 tot en met A4, die enkel digitaal beschikbaar zijn bij Probeton (www.probeton.be) en BE-Cert (www.be-cert.be). Het resultaat van de digitale analyse van deze referentiebeelden mag niet meer dan 5 % van de vermelde waarden afwijken.
Architectonisch beton
De aanwezigheid van luchtbellen (in een verondersteld effen betonoppervlak) wordt visueel beoordeeld door vergelijking met de CIB-schaal (afkomstig uit het CIB-Rapport nr. 24 Tolerances on blemishes of concrete).
Het aantal elementen die dienen geëvalueerd te worden, is in functie van het oppervlak van de te beoordelen elementen:
- Elementen met een te beoordelen oppervlak A < 2 m2: er worden vier elementen gekozen
- Elementen met een te beoordelen oppervlak A gelegen tussen 2 m2 en 4 m2: er worden twee elementen gekozen en telkens ingedeeld in twee delen met nagenoeg dezelfde oppervlakte
- Elementen met een te beoordelen oppervlak A ≥ 4 m2: er wordt één element gekozen en ingedeeld in vier delen met nagenoeg dezelfde oppervlakte
De beoordeling gebeurt op de aldus gekozen delen op een oppervlakte van 50 x 50 cm2. Het te evalueren oppervlak dient droog en in de schaduw gelegen te zijn. Het te beoordelen oppervlak wordt dan vergeleken met de CIB-schaal. De aanwezigheid van luchtbellen wordt gunstig beoordeeld als er minstens driemaal een overeenkomst wordt vastgesteld met de toepasselijke CIB-schaal en hoogstens éénmaal een overeenkomst wordt vastgesteld met de CIB-schaal die onmiddellijk volgt op de CIB-schaal die van toepassing is.
In het geval van betwisting wordt voorgenoemde beoordelingsprocedure herhaald door drie waarnemers met verschillend belang.
Het oordeel dat door minstens twee waarnemers geveld wordt, is bepalend.