Bij lagetemperatuurverwarming (vertrektemperatuur < 55°C) en zeerlagetemperatuurverwarming (vertrektemperatuur < 40°C) wordt het rendement van warmtepompen (WP) geoptimaliseerd. Hoe lager de temperatuur van het verwarmingswater, hoe minder elektriciteit de warmtepomp verbruikt om het gebouw te verwarmen. Maar niet alle afgiftesystemen zijn geschikt voor lage en zeer lage temperaturen.
Terug naar : verwarmingVerken de mogelijkheden voor het hergebruik van bestaande radiatoren met een nieuwe warmtepomp, incl. de voordelen van vloerverwarming.
Praktische informatie hierover is te vinden in TV 273 ‘Installatie van vloerverwarmingssystemen met warm water’. Vloerverwarming kan worden gedimensioneerd met behulp van dimensioneringsmethode 18 "Dimensionering van vloerverwarmingssystemen met warmwaterbuizen". Wand- en plafondverwarmingssystemen zijn alternatieven. Net als vloerverwarming kunnen zij in de zomer ook koelen, maar hun vermogen is beperkt.
Een klassiek vloerverwarmingssysteem, met leidingen die worden ingegoten in een natte dekvloer, is niet eenvoudig te installeren bij renovatie. Het is mogelijk de bestaande vloerbedekking of dekvloer uit te frezen om de leidingen te plaatsen, of een systeem te kiezen dat in een dunne laag op een droge dekvloer kan worden geplaatst. Meestal moeten dan deuren, plinten en trappen worden aangepast. Bij het toepassen van dit systeem zal met zeker stellen dat de verliezen naar onder niet te groot zijn, bijvoorbeeld in geval van afwezigheid van isolatie.
Bij dezelfde grootte leveren ze dan drie keer minder vermogen dan bij hoge temperatuur. Ze moeten dus correct worden gedimensioneerd. Informatie hierover is te vinden in hoofdstuk 6 van dimensioneringsmethode 14 ‘Ontwerp en dimensionering van centraleverwarmingsinstallaties met warm water. In ieder geval moet het vermogen van de radiatoren ten minste gelijk zijn aan de warmteverliezen in elke verwarmde ruimte.
Bestaande radiatoren zijn vaak overgedimensioneerd. Als de nodige isolatie wordt voorzien, is het mogelijk de bestaande radiatoren te behouden en ze bij lage temperatuur te laten werken. Het verlies aan vermogen wordt dan gecompenseerd door de extra isolatie en de oorspronkelijke overdimensionering. Als het vermogen toch onvoldoende is, kunnen grotere radiatoren of ventilatorconvectoren (+100%) worden geplaatst, of kleine ventilatoren worden toegevoegd aan de radiatoren (+25%).
Met deze applicatie kunt u snel het vermogen van een bestaande radiator bepalen bij verschillende temperaturen.
De normen NBN EN 1264-1 tot 1264-5 zijn van toepassing op oppervlakteverwarmings- en koelsystemen die ingebouwd worden in vloeren, plafonds of muren.