Injecties kunnen de waterdichtheid ter hoogte van scheuren en voegen verbeteren. Men kan ervoor kiezen om op die plaatsen reeds injectieslangen aan te brengen vooraleer het beton gestort wordt.
De injectieslangen moeten vastgemaakt worden om verplaatsingen tijdens het storten van het beton te vermijden. Bovendien moeten de injectieslangen ter hoogte van de hernemingsvoegen nauw aansluiten over hun volledige lengte op het reeds gestorte bouwdeel.
Als er infiltraties vastgesteld worden, kan men overwegen om de eerder aangebrachte slangen te injecteren. Deze ingestorte slangen mogen pas geïnjecteerd worden als:
- het beton voldoende drukvast is
- het beton reeds het grootste deel van zijn drogingskrimp ondergaan heeft
- het merendeel van de te verwachten zettingen achter de rug is.
De slanguiteinden moeten na het storten van het beton makkelijk bereikbaar zijn van buitenaf en zullen dus zichtbaar blijven in de wand. Als twee slangen elkaar kruisen, moet één van deze slangen omwonden worden met kleefband ter hoogte van de kruising, volgens de voorschriften van de fabrikant.
Deze techniek kan ook toegepast worden in combinatie met een kimplaat of een zwelband.