In deze fiche worden de voorschriften opgenomen voor de afdichting van luchtkanalen doorheen een brandwerende massieve vloer met behulp van brandwerende kleppen met het mobiele klepblad in de as van de brandwerende vloer (inbouwkleppen).
1. Massieve vloer
Het gaat hier om een massieve vloer die ofwel in overeenstemming is met de gestandaardiseerde massieve vloer, ofwel met een gelijkaardige massieve vloer. Andere massieve vloeren zijn toegelaten, op voorwaarde dat het gebruik ervan toegestaan is door het proefverslag van de brandwerende voorziening die in de vloer aangebracht wordt of door een gelijkaardig attest.
2. Luchtkanaal
Er bestaan brandwerende kleppen voor ronde luchtkanalen met een diameter van 100 tot circa 630 mm en rechthoekige brandwerende kleppen voor kanalen tot doorgaans 1.500 x 1.000 mm (b x h). Een in het laboratorium geteste batterijopstelling kan afmetingen tot 2.600 x 2.600 mm bereiken. De afmetingen van de klep mogen niet groter zijn dan de afmetingen van de klep tijdens de brandproef.
3. Uitsparing en speling
Het verschil tussen de diameter van de uitsparing en de diameter van de brandwerende klep moet vermeld worden in de technische fiche van de fabrikant, die gebaseerd is op het proefverslag of het classificatie- of extrapolatierapport van de proefresultaten.
Voor ronde brandwerende kleppen is de diameter van de uitsparing doorgaans 80 mm groter dan de diameter van de brandwerende klep. Bij rechthoekige brandwerende kleppen wordt in de massieve vloer doorgaans een opening voorzien die 100 tot 125 mm breder en hoger is dan de ingebouwde brandwerende klep. Bij een gedecentraliseerde plaatsing dient men een minimale speling van 10 mm te voorzien om een correcte afdichting te waarborgen. De te voorziene opening wordt best opgenomen in het lastenboek.
4. Afdichting
De ruimte tussen de brandwerende klep en de massieve vloer wordt in principe altijd afgedicht, tenzij het proefverslag andere bepalingen zou bevatten. Ze wordt meestal afgedicht met gipsmortel over de gehele dikte van de massieve vloer. In sommige gevallen kan er ook rotswol of een brandwerende pleister gebruikt worden, dit dient aangetoond te worden door het proefverslag.
Om bij uitdroging van de mortel vervorming van de tunnel tegen te gaan, is het aangeraden om de tunnel te stutten of het klepblad in gesloten toestand op te spieën. De afdichting van de ruimte tussen de aan de vloer bevestigde brandwerende klep en de massieve vloer wordt veelal niet afgedicht, tenzij anders gespecificeerd in het proefverslag.
5. Brandwerende voorziening
Bij de plaatsing dient men ervoor te zorgen dat de kleppen in de as van de brandwerende massieve vloer gelegen zijn. Ze kunnen aangebracht worden met behulp van positionneringsaanduidingen (stroken) en de eventuele positioneringspootjes op de brandwerende kleppen. De brandwerende klep wordt bevestigd aan de vloer conform het proefverslag en de richtlijnen van de fabrikant.
Tevens dient men na te gaan in welke richting (brandaanval ...) de brandwerende klep geplaatst dient te worden. De afstand tussen twee brandwerende kleppen bedraagt minimaal 200 mm (zie afbeelding 117), tenzij een brandproefverslag anders aantoont. Bovendien dienen brandwerende kleppen op minimaal 75 mm van muren aangebracht te worden. Dit is onder meer uit praktische overweging om de opvulling rondom de brandwerende klep te kunnen verzekeren. Tevens moet het bedieningsmechanisme voor het onderhoud bereikbaar en demonteerbaar blijven. Bij brandwerende kleppen die aan de vloer bevestigd zijn, is een bevestigingskader voorzien waarin de nodige openingen gemaakt zijn om de klep aan de massieve vloer te bevestigen. Het kader van de opgebouwde brandwerende klep wordt bevestigd conform het proefverslag en de richtlijnen van de fabrikant. Hiervoor worden doorgaans schroeven, keilbouten of nagelankers gebruikt (minimaal Ø 6 mm).
Enkele bijzondere aandachtspunten:
- een vervorming (doorbuiging) van de vloer mag de goede werking van de brandwerende klep niet verhinderen
- een brandwerende klep zorgt voor een bijkomend ladingsverlies van de luchtkanalen. Men dient hiermee dan ook rekening te houden bij de dimensionering van de installatie
- eventueel een flexibele mouw voorzien tussen de brandwerende klep en het luchtkanaal teneinde in geval van brand de thermische vervorming op te vangen zonder dat daarbij de stabiliteit van de klep in het gedrang komt. Hiervoor verwijzen we naar het proefverslag en de richt- lijnen van de fabrikant.
6. Ophangconstructie (niet zichtbaar op afbeelding 116, p. 176)
De luchtkanalen dienen ondersteund en bevestigd te worden volgens de regels van goed vakmanschap.