Het staaltype en de aanvullende bescherming (coating) van het metselwerkprofiel dienen gekozen te worden in functie van de verwachte chemische belastingen. Hiervoor baseert men zich op de aanbevelingen uit de normen NBN EN 1996-2 [B27] en NBN EN 845-1 [B14].
In omgevingen waar chloriden kunnen voorkomen, genieten chloridebestendige, roestvaste staalsoorten de voorkeur en/of dient men te opteren voor een geschikte beschermingslaag (te bepalen door de fabrikant). Dit geldt niet alleen in de kustomgeving, maar ook nabij verkeerswegen waar dooizouten gebruikt worden en nabij verhardingen die onderhouden worden met chloorhoudende reinigingsproducten (bv. bleekwater). Om deze reden gaat men best uit van de blootstellingsklasse MX4 uit de norm NBN EN 1996-2 [B27], wat onder meer impliceert dat de materiaalkeuze gespecialiseerd advies vereist en geval per geval bekeken moet worden.
Men dient er in de mate van het mogelijke op toe te zien dat de profielen aan een regelmatig nazicht onderworpen kunnen worden (bv. door deze toegankelijk te maken via een eenvoudig wegneembare verharding). Het plaatsen van een drainering kan de duurzaamheid ervan eveneens ten goede komen.
Om de gevolgschade bij een gebeurlijke faling van het ingegraven profiel binnen de perken te houden, kan er een tweede profiel (bv. op een hoogte van 500 mm boven het maaiveld) voorzien worden.
In het geval van licht belaste muren (bv. kleine woningen) zou men de draagmuur ook naar binnen kunnen verplaatsen, waardoor het gevelmetselwerk toch op de draagvloer steunt. Hierdoor wordt de belasting van de draagmuur evenwel excentrisch op de draagvloer overgedragen (niet recht boven de fundering), zodat men hiermee rekening dient te houden bij de dimensionering.