Aansluiting van een dakschild op een spouwmuur uit metselwerk - Renovatiewerken met na-isolatie in de spouw en langs de buitenzijde Gefaseerde uitvoering mogelijk. DOC_SUBTITRE:

Terug naar : bouwdetails

Referentienummer:
1436
Publicatiedatum:
16-09-2022
Bouwelementen:
Draagstructuur:
Ontworpen i.k.v.:
Life IP Be Reel!

  • 1. Tengellat
  • 2. Leien
  • 3. Afgeschuind binnenboeibord
  • 4. Gevelmetselwerk
  • 5. Dragend metselwerk
  • 6. Okselbalk
  • 7. Spant
  • 8. Muurplaat CST_DETAIL_LEGENDE2:Basis
  • 9. Tengellat
  • 10. Onderdak
  • 11. Thermische isolatie
  • 12. OSB-plaat
  • 13. Luchtdichte aansluiting
  • 14. Soepele thermische isolatie
  • 15. Voetlat (verhoogde panlat)
  • 16. Winddichte aansluiting tussen het onderdak en de gootslab
  • 17. Strook of kam in metaal of kunststof
  • 18. Hanggoot met slab
  • 19. Randplank
  • 20. Voorgecomprimeerde schuimband
  • 21. Thermische buitenisolatie (ETICS) CST_DETAIL_LEGENDE3:Faseing 1
  • 9. Tengellat
  • 10. Onderdak
  • 11. Thermische isolatie
  • 12. OSB-plaat
  • 13. Luchtdichte aansluiting
  • 14. Soepele thermische isolatie
  • 15. Voetlat (verhoogde panlat)
  • 16. Winddichte aansluiting tussen het onderdak en de gootslab
  • 17. Strook of kam in metaal of kunststof
  • 18. Hanggoot met slab
  • 19. Randplank CST_DETAIL_LEGENDE4:Fasering 2 (b)
  • 9. Tengellat
  • 10. Onderdak
  • 11. Thermische isolatie
  • 12. OSB-plaat
  • 13. Luchtdichte aansluiting
  • 14. Soepele thermische isolatie
  • 15. Voetlat (verhoogde panlat)
  • 16. Winddichte aansluiting tussen het onderdak en de gootslab
  • 17. Strook of kam in metaal of kunststof
  • 18. Hanggoot met slab
  • 19. Randplank 22. Spouwisolatie CST_DETAIL_LEGENDE5:Fasering 3 (a)
  • 9. Tengellat
  • 10. Onderdak
  • 11. Thermische isolatie
  • 12. OSB-plaat
  • 13. Luchtdichte aansluiting
  • 14. Soepele thermische isolatie
  • 15. Voetlat (verhoogde panlat)
  • 16. Winddichte aansluiting tussen het onderdak en de gootslab
  • 17. Strook of kam in metaal of kunststof
  • 18. Hanggoot met slab
  • 19. Randplank 22. Spouwisolatie CST_DETAIL_LEGENDE6:

Aandachtspunten DIAGNOSE Voor dit detail wordt er uitgegaan van de volgende beginsituatie: - een spantendak - een ongeïsoleerde spouwmuur - het leien dak en de dakgoot moeten vernieuwd worden (er is geen dakoversteek aanwezig) - de binnenafwerkingen blijven behouden. Bovendien moet er in het geval van een renovatie altijd een diagnose uitgevoerd worden om na te gaan: - of de dakelementen die behouden blijven (in dit geval het daktimmerwerk) in goede staat verkeren om de stabiliteit van het geheel te waarborgen (TV 251) - of de verschillende bronnen van vochttoevoer in de gevel beperkt zijn (opstijgend vocht, infiltratie, inwendige condensatie, blootstelling van de gevel aan neerslag ...). ONTWERP Risico op condensatie - Men dient ervoor te zorgen dat de isolatielaag zo min mogelijk onderbroken wordt door houten elementen. Er zijn echter wel steeds hulpkepers nodig om de isolatielaag door te trekken tot aan de gevelisolatie. Indien de continuïteit van de isolatie gewaarborgd wordt, met name ter hoogte van de details, dan is het risico op condensatie en schimmel voor dit detail verwaarloosbaar. - Om het fenomeen van inwendige condensatie te voorkomen (en dus het daktimmerwerk te beschermen), is het echter noodzakelijk om een luchtscherm aan te brengen. Dit scherm kan gerealiseerd worden met een OSB-plaat (12), op voorwaarde dat er luchtdichte verbindingen tot stand gebracht worden tussen elke plaat, alsook aan de randen en de doorvoeringen. Voor meer informatie over de keuze van een geschikt dampscherm in daken verwijzen we naar TV 251. - Indien er in de bestaande situatie een thermische isolatie aanwezig is tussen de spanten, dan kan deze behouden blijven, op voorwaarde dat de warmteweerstand van de nieuwe voornaamste dakisolatie gelijk is aan of groter is dan 1,5 maal de warmteweerstand van de aanwezige isolatie. Om deze waarde naar onder te kunnen herzien, moet er een hygrothermische studie uitgevoerd worden. Afvoer van regenwater - De weersbestendigheid van het dak wordt gewaarborgd door de combinatie van de dakbedekkingsmaterialen en het onderdak. Bij bepaalde bijzondere weersomstandigheden (slagregen, sneeuw) kan het immers nodig zijn om een kleine hoeveelheid water via het onderdak af te voeren. De uitvoering ervan moet voldoen aan de TV 240. - De TV 270 laat toe om de te voorziene gootsectie te bepalen in functie van de belastingen die eigen zijn aan het project (helling van de goot, dakoppervlak, lengte van het dakschild ...). De positie van de dakgoot kan variëren naargelang van het gekozen regenwaterafvoersysteem. Zomercomfort Er zijn verschillende parameters die het zomercomfort beïnvloeden. Onder een hellend dak wordt het oververhittingsverschijnsel meer beïnvloed door de dikte van de isolatie en het gebruik van zonneweringen aan de buitenzijde van de beglazing of nachtventilatie dan door de aard van de isolatiematerialen (zie de artikel Buildwise 2021/02.02). Luchtdichtheid - De ontwerper moet ervoor zorgen dat elke wand luchtdicht is (membraan, bepleistering ...). Deze verschillende elementen met een luchtschermfunctie zijn aangegeven in het bovenstaande schema en moeten meegedeeld worden aan de aannemer die de werkzaamheden uitvoert. - De continuïteit van het luchtscherm moet verzekerd worden door het luchtscherm van het dak (12) aan te sluiten op het dragende metselwerk van de gevel (5). Dit kan gerealiseerd worden door een luchtdichte aansluitingsstrook (13) op de onderzijde van de OSB-platen en de zijkant van de betonnen draagvloer te verkleven. Bovendien is het noodzakelijk om de holle ruimten van de welfsels af te dichten teneinde een goede luchtdichtheid te garanderen (zie TV 255, Detail 6, blz. 65). In het geval van de variante waarbij het ETICS tegen de draagmuur aangebracht is (aangeduid als 'basis'), moet de lengte van de aansluitingsstrook beperkt worden om de plaatsing van het ETICS niet te belemmeren. Brandveiligheid - Wanneer het dak doorboord wordt door een rookkanaal, dan moet de veiligheidsafstand ten opzichte van de brandbare materialen (OXX of GXX) in acht genomen worden (zie de artikel Buildwise 2015/03.05). Deze beperking veroorzaakt vaak problemen voor de verbindingen tussen de buitenwand van het rookkanaal en de verschillende dakelementen. Waar mogelijk, raden wij aan om kanalen van het type O00 of G00 te gebruiken, waarvoor de veiligheidsafstand nul is. In dit geval kan er gebruikgemaakt worden van de conventionele oplossingen voor de aansluiting met het dampscherm/luchtscherm, de isolatie en het onderdak (zie TV 251). Ter plaatse van de doorboring kan men ook zijn toevlucht nemen tot speciale isolerende schalen. Om veiligheidsredenen moet het kanaal op de plaats van de doorvoer uit één stuk bestaan. - Het Koninklijk Besluit van 7 juli 1994 (KB van 7/7/1994 tot vaststelling van de basisnormen voor de preventie van brand en ontploffing waaraan de nieuwe gebouwen moeten voldoen en zijn wijzigingen) stelt eisen met betrekking tot de brandreactie en de brandweerstand van daken. Momenteel gelden de voorschriften uit dit KB niet voor eengezinswoningen. Akoestisch comfort - Over het algemeen vermindert het gebruik van soepele, opencellige isolatiematerialen de luchtgeluidstransmissie en verbetert zo de akoestische prestaties van het dak. - Het type isolatie dat gekozen moet worden voor de uitvoering van het sarkingdak is afhankelijk van de omgeving en het ambitieniveau (zie de artikel Buildwise 2010/02.05). Stabiliteit - Er moet nagegaan worden in hoeverre het bestaande daktimmerwerk in staat is om de extra belastingen die teweeggebracht worden door de thermische isolatielaag en de nieuwe dakbedekking op te vangen. Wij bevelen aan om de uiteindelijke vervorming (na het plaatsen van de afwerkingen) van de draagconstructie te beperken tot 1/350e van de overspanning. Wanneer er geen afwerkingen aanwezig zijn, dan zou men een criterium van 1/250e kunnen hanteren (zie de artikel Buildwise 2011/04.06). In geval van twijfel moet er een verificatie uitgevoerd worden door een stabiliteitsingenieur. - Aangezien de breedte van de spanten (7) over het algemeen ontoereikend is voor de bevestiging van de isolatieplaten van een sarkingdak (zie TV 251, tabel 16, blz. 52), wordt het systeem bevestigd aan de OSB-platen die op hun beurt aan de spanten vastgemaakt worden. - De bevestiging van de dakgoot en de ondersteuning ervan moeten in staat zijn om een hoge sneeuwbelasting te dragen. De artikel Buildwise 2012/03.06 geven hierover meer details. - De bevestiging van de dakpannen is afhankelijk van de windbelasting (zie TV 240, § 2.3.2) - Bij gebrek aan specifieke regelgeving voor de secundaire structuren zou men zich kunnen beroepen op de dimensioneringsregels voor houten draagconstructies die gedefinieerd zijn in de Eurocode 5, voor wat betreft de minimale schroefdiepte in het daktimmerwerk en de minimale breedte van de kepers of spanten die het sarkingdak ondersteunen (zie TV 251, p. 53). UITVOERING - Een zorgvuldige plaatsing van het dampscherm is belangrijk om de duurzaamheid van het sarkingdak veilig te stellen. We willen erop wijzen dat dit detail niet van toepassing is voor daken met een oversteek, aangezien de aansluiting (13) in voorkomend geval niet meer gerealiseerd kan worden (omwille van het feit dat de kepers uit de draagmuur uitsteken). - Ter hoogte van de dakranden is de winddichtheid van de constructie van groot belang om de thermische prestaties van het geheel te garanderen. Hiertoe strekt het tot aanbeveling om een voldoende luchtdicht onderdak te gebruiken, en dit idealiter te combineren met verlijmde voegen. U kan bijvoorbeeld te werk gaan door het onderdak vlak en ononderbroken tegen de gootslab (18) te plaatsen, en deze in voorkomend geval aan te vullen met een zelfklevende strip aan de onderzijde van het onderdak. Indien de dakgoot op de randplank (19) bevestigd is, dan moet het onderdak op het verticale deel van de dakgoot of op het hout verlijmd worden. - Bovendien zou er in een voorgecomprimeerde schuimband (20) voorzien moeten worden tussen de randplank (19) en het ETICS (21) en zou er een isolatiemateriaal met voldoende densiteit (> 20 kg/m³) gebruikt moeten worden om de windwerking te beperken. - Voor de twee varianten met een ETICS (basis en fasering 3) moet er een voldoende grote ruimte gelaten worden tussen de randplank (19) en het ETICS (21). Indien de verticale projectie van de randplank beperkt is tot 5 cm, dan moet de horizontale afstand ten minste 3 cm bedragen. Maar naarmate de afstand groter is, zal de bescherming van de bepleistering van het ETICS beter zijn (hoe groter de dakoversteek, hoe beter). Daarom verdient het de voorkeur om vóór de renovatie van het dak de dikte van de isolatie en de beoogde afwerking van het ETICS te kennen. - Voor de variante waarbij het ETICS tegen de draagmuur (basis) geplaatst wordt, dient men de loodrechtheid en de vlakheid van de muur (die soms vrij onregelmatig kan zijn) in de mate van het mogelijke te controleren. In voorkomend geval zal de ondergrond opnieuw bewerkt moeten worden of zal de dikte van de isolatie aangepast moeten worden. Dit risico moet in aanmerking genomen worden, aangezien het kan leiden tot extra kosten voor de klant. FASERING Als eerst het dak geïsoleerd wordt en pas in een latere fase overgegaan wordt tot de buitenisolatie van de muur: - dan moet ervoor gezorgd worden dat de thermische isolatie van het dak in een latere fase aangesloten kan worden op de isolatie van de gevel. Afhankelijk van de gekozen techniek voor het isoleren van de gevel (ETICS, spouwisolatie of beide) en van de beoogde globale prestatie, moet er in een toereikende oversteek voorzien worden, zodat zowel het ETICS als de gevelbekleding in een latere fase aangebracht zouden kunnen worden. Als eerst de muur geïsoleerd wordt en pas in een latere fase overgegaan wordt tot de isolatie van het dak: - alvorens de gevel na te isoleren, moet gecontroleerd worden of de muur voldoende droog is en of er geen infiltratie vanuit het dak kan plaatsvinden - men dient ervoor te zorgen dat de thermische isolatie van de gevel in een latere fase aangesloten kan worden op de dakisolatie - we willen erop wijzen dat het de voorkeur verdient om eerst het dak te isoleren teneinde de coördinatie te vergemakkelijken en de risico's die verband houden met de plaatsing van het ETICS te beperken. Het is immers niet evident om te voorspellen waar de aansluiting tussen het ETICS en de toekomstige dakisolatie precies gelegen zal zijn - bovendien is het in het algemeen, op het vlak van energiebesparing en ter voorkoming van vochtproblemen, voordeliger om eerst het dak te isoleren en pas later de gevels. REFERENTIES - Speciale uitgave - Het bouwdetail: een ware eisenbundel (Buildwise Magazine nr. 45) - Buildwise-website: '5 video's om uw kennis over binnenisolatie te verbeteren' CST_DETAIL_LEGENDE:2D-tekening - Bestaande toestand

1436_JPG1_20220916.jpg


Gerelateerde publicaties