-
Afb. 24 Afdichting van een doorvoering van een brandbare leiding in een brandwerende lichte scheidingswand met behulp van een opbouwmanchet.
1. Lichte scheidingswand - 2. Brandbare leiding
- 3. Uitsparing en speling rond de leiding
- 4. Afdichting rond de leiding
- 5. Bevestiging van de brandwerende manchet
- 6. Brandwerende manchetten
- 7. Ophangconstructie van de leiding
1. Lichte scheidingswand
Het gaat hier om een lichte scheidingswand die ofwel in overeenstemming is met de gestandaardiseerde lichte scheidingswand, ofwel met een gelijkaardige lichte scheidingswand. Ook andere lichte scheidingswanden zijn toegelaten, voor zover dit bevestigd werd door een proefverslag of een gelijkaardige beoordeling van de brandwerende voorziening in dit type scheidingswand.
2. Brandbare leidingen
De karakteristieken van de brandbare leidingen moeten in overeenstemming zijn met het classificatierapport en/of proefverslag. Zo moet in het proefverslag aangegeven zijn uit welk materiaal de leidingen opgebouwd zijn (PVC, PE, PP ...) en wat hun minimale en maximale diameter is (gewoonlijk 25 tot 250 mm). Verder moet het proefverslag de nodige aanduidingen bevatten met betrekking tot de minimale en maximale wanddikte van de leiding (gewoonlijk 1 tot 15 mm). Indien de leidingen een aanzienlijke wanddikte vertonen, zal het noodzakelijk zijn een brandwerende manchet met een groter drukopbouwend vermogen te gebruiken.
3. Uitsparing en speling
De uitsparing in de wand wordt bij voorkeur uitgevoerd met behulp van een boor. Het verschil tussen de diameter van de uitsparing en de diameter van de leiding moet vermeld worden in het proefverslag. In principe is de speling tussen de uitsparing en de leiding niet groter dan 40 mm. Indien door omstandigheden de leiding van zijn oorspronkelijke plaats zou afwijken, kan de speling variëren tussen de 0 en 40 mm. Voor meer informatie hieromtrent dient men het proefverslag en de voorschriften van de fabrikanten te raadplegen.
4. Afdichting
De afdichting van de ruimte tussen de leiding en de uitsparing in de wand wordt gerealiseerd zoals aangegeven in het proefverslag (dichtpleisteren, opstoppen met rotswol ...). De te voorziene afdichting is afhankelijk van de speling tussen de leiding en de uitsparing. Tenzij het proefverslag andere bepalingen bevat (bv. speling < x mm), moet deze ruimte in principe altijd afgedicht worden.
5. Bevestiging van de brandwerende voorziening
Tijdens de brand moet de opbouwmanchet op zijn plaats blijven (d.w.z. tegen de scheidingswand). De bevestigingsmiddelen die gebruikt worden voor de montage van opbouwmanchetten moeten in overeenstemming zijn met het proefverslag. Dit impliceert gewoonlijk dat ze bestand moeten zijn tegen hoge temperaturen en dat ze bij brand niet mogen smelten. Daarom worden ze bij voorkeur uitgevoerd in staal (bv. schroeven, doorgaande draadstangen ...). Kunststof pluggen kunnen enkel toegelaten worden, indien ze opgenomen zijn in een classificatierapport en/of proefverslag.
6. Plaatsing van de brandwerende voorziening
Een opbouwmanchet moet altijd aan de rechtstreeks verhitte zijde(n) van de lichte scheidingswand geplaatst worden. Tenzij het tegendeel bewezen werd, wordt er normaalgesproken uitgegaan van de veronderstelling dat de brand kan aangrijpen aan elke zijde van de wand. In principe zou er dus aan beide zijden van de lichte scheidingswand een brandwerende manchet voorzien moeten worden. Indien er slechts één enkele manchet geplaatst wordt aan de niet rechtstreeks verhitte zijde van de wand, zal deze minder snel opwarmen dan de leiding aan de vuurzijde. Hierdoor zou deze laatste kunnen beginnen smelten voordat de manchet in werking treedt, zodat er een opening ontstaat waarlangs een eventuele branddoorslag kan optreden. Indien één manchet voldoende zou zijn, moet dit door het proefverslag bevestigd worden. Hiertoe wordt een eerste proef uitgevoerd waarbij de manchet zich aan de vuurzijde bevindt en een tweede proef waarbij de manchet geïnstalleerd wordt aan de niet rechtstreeks aan de brand blootgestelde zijde. Voor het toepassingsgebied van deze proeven (leidingdiameter, wandtype, minimale en maximale wanddikte ...) dient men het proefverslag en de voorschriften van de fabrikanten te raadplegen.