-
1. Afb. 1 : Oplossing die als conform beschouwd wordt voor elke doorboring in een geteste ondergrond (lichte scheidingswand, metselwerk ...), met bescherming of behandeling van de aansluiting, en uitgevoerd in een massieve houten muur
Legende
1. Massieve houten muur
-
2. Doorboring
-
3. Uitsparing en speling
-
4. Opvulling van de opening
-
5. Afdichtingen
-
6. Brandwerende voorziening
- 7. Ophangconstructie
Brandwerende voorzieningen die getest zijn in of op een bepaalde ondergrond (afdichtingsplaat uit rotswol, lichte scheidingswand, massieve muur ...) mogen gebruikt worden in een massieve houten muur als aan de volgende voorwaarden voldaan wordt.
1. Massieve houten muur
De brandweerstand en de dikte van de massieve houten muur moeten groter dan of gelijk aan die van de geteste (massieve of lichte) wand zijn.
2. Doorboring
De eigenschappen van de doorboringen moeten in overeenstemming zijn met de voorschriften van de fabrikant*. Daarin moet aangegeven zijn uit welk materiaal de doorboringen opgebouwd zijn en wat de minimale en maximale diameter, en de eventuele minimale en maximale wanddikte ervan is.
Doorgaans loopt de doorboring loodrecht doorheen de wand. Een schuine doorvoering is alleen mogelijk als dit is toegestaan in de voorschriften van de fabrikant*, onder voorbehoud van eventuele aanpassingen aan de brandwerende voorziening (plaats, afmetingen ...).
3. Uitsparing en speling
De afmetingen van de uitsparing in de massieve houten muur, alsook de afmetingen van de uitsparing in de ondergrond en de speling tussen de ondergrond en de doorboring mogen niet groter zijn dan de waarden die vermeld worden in de voorschriften van de fabrikant*.
4. Opvulling
De opening in de massieve houten muur wordt afgedicht door middel van een ondergrond die toegestaan is in de voorschriften van de fabrikant* (een of meerdere afdichtingsplaten uit rotswol, lichte scheidingswand, metselwerk ...).
De minimale eigenschappen van deze ondergrond moeten strikt nageleefd worden: constructie, dikte, afstand tot aan de rand, dichtheid, aantal platen/panelen, brandweerstand, eventuele coating ...
5. Afdichtingen
We onderscheiden twee soorten afdichtingen:
- afdichting tussen de opvulling (afdichtingsplaat uit rotswol, lichte scheidingswand, metselwerk ...) en de massieve houten muur: de binnenkant en de omtrek van de uitsparing in de massieve houten muur worden beschermd door middel van twee lagen brandwerende platen die voldoen aan het K²30-criterium. De breedte van de omtrek van de uitsparing bedraagt minstens 100 mm. De voegen tussen de platen ter bescherming van de omtrek en de binnenkant van de uitsparing zijn geschrankt. In plaats van K²-beschermingsplaten kan er voor de aansluiting tussen de twee materialen ook gebruikgemaakt worden van een specifiek product voor brandwerende lineaire voegen, dat getest is tussen een massieve houten muur en de geselecteerde opvulling (afdichtingsplaat uit rotswol, lichte scheidingswand, metselwerk ...) volgens de norm NBN EN 1366-4
- afdichting tussen de opvulling en de doorboring of de brandwerende voorziening: volgens de voorschriften van de fabrikant* (dichtpleisteren, opstoppen met rotswol, brandwerende kit of mortel ...). De te voorziene afdichting is afhankelijk van de speling tussen de doorboring en de uitsparing. Tenzij de voorschriften van de fabrikant* andere bepalingen bevatten (bv. speling kleiner dan een bepaalde waarde), moet deze ruimte in principe altijd afgedicht worden.
6. Brandwerende voorziening
De brandwerende voorziening moet uitgevoerd worden (plaatsing, bevestiging ...) zoals beschreven in de voorschriften van de fabrikant*.
Voor meer gedetailleerde informatie verwijzen we naar de fiches die gewijd zijn aan deze voorzieningen.
7. Ophangsysteem van de doorboring
De doorboring dient ondersteund en bevestigd te worden volgens de regels van goed vakmanschap. De ophangingen moeten zo dicht mogelijk bij de massieve houten muur liggen (in principe op een maximale afstand van 500 mm – zie de voorschriften van de fabrikant*).
* Opgesteld op basis van het classificatierapport.