-
1. Draagstructuur
-
2. Geprofileerde staalplaten
-
3. Koker met voetplaat
-
4. Dampscherm (zie TV 215, hoofdstuk 6)
-
5. Thermische isolatie (waarvan de dikte afgestemd dient te worden op de geldende thermische regelgeving)
-
6. Dakafdichting
-
7. Plakplaat met opstand
-
8. Mechanische bevestiging
-
9. Afdichtingsstrook
-
10. Rookkanaal tot 200 mm diameter
-
11. Luchtdichtheid
-
12. Onbrandbare soepel thermische isolatie
-
13. Kraag
-
14. Warmtebestendige kit
-
15. Onbrandbare thermische isolatie
- 16. Kit
In principe wordt de dakafdichting over de opening in de dakvloer en de isolatie doorgelegd, waarna ze voorzien wordt van een opening waarlangs de doorbreking met plakplaat kan passeren. Vervolgens wordt de plakplaat, die al dan niet op voorhand voorzien werd van een bijkomende afdichtingsstrook, op de dakafdichting geplaatst en ermee verbonden. Bij het lijmen of lassen van de elastomere afdichting op de plakplaat dient men zich te houden aan de richtlijnen van de fabrikant van de plakplaat en de afdichting.
Bepaalde fabrikanten eisen dat de dakafdichting bijkomend mechanisch bevestigd wordt door de plakplaat van de dakdoorbreking heen.
Behalve bij afvoerkanalen uit de temperatuurklasse T80 (waarbij de maximale nominale werkingstemperatuur van de verbrandingsproducten die door de buis mogen stromen lager blijft dan 80 °C) mogen er zich normaalgesproken geen brandbare materialen bevinden op een minimale afstand van 50 à 150 mm van de buitenwand van het afvoerkanaal. Bij een hogere temperatuurklasse (> T80) zal men in deze zone bijgevolg een onbrandbaar isolatiemateriaal moeten voorzien (brandreactieklasse A2,s1,d0 volgens de norm NBN EN 13501-1).