-
1. Thermische onderbreking om de koude brug te vermijden
-
2. Hellingslaag
-
3. Dampscherm (zie TV 215, hoofdstuk 6)
-
4. Thermische isolatie (waarvan de dikte afgestemd dient te worden op de geldende thermische regelgeving)
-
5. Afdichtingsstrook polyester gewapend bitumen als hoekversterking
-
6. Spouwmembraan (al dan niet in het binnenspouwblad ingewerkt)
-
7. Dakafdichting
-
8. Afdichtingsstrook
-
9. Soepele voeg
-
10. Helling
- 11. Waterhoogte waarvoor de dakwaterafvoeren werden gedimensioneerd
Het enige verschil met horizontale aflopen ligt erin dat de plakplaat in dit geval niet verzonken zit.
Indien de afdichting uit bitumen bestaat, worden de metalen hulpstukken voorafgaandelijk ingestreken met bitumenvernis of ondergedompeld in warm bitumen teneinde de hechting te verbeteren, de lasnaden te beschermen, rechtstreeks contact met het cement te voorkomen en corrosie uit te sluiten.
De combinatie van bitumineuze afdichtingen zonder UV-bescherming met onbeschermde loden of zinken toebehoren (standleidingen, grindvang ...) kan soms aanleiding geven tot een snelle corrosie van het metaal. Bij gebruik van dergelijke afdichtingen verdient het dus de aanbeveling om het metaal van een aangepaste coating te voorzien (periodiek onderhoud) of om de afdichting te beschermen tegen een directe bezonning (leislag, ballast ..., zie TV 215).
De plakplaat dient steeds tussen twee afdichtingslagen aangebracht te worden. Dit kan zowel gebeuren door lassen, met warm bitumen als met koudlijm. Bij meerlaagse afdichtingen wordt er hiertoe een onderlaag geplaatst (waarvan de naden buiten de zone van de plakplaat moeten vallen), terwijl men bij eenlaagse afdichtingen een extra strook aanbrengt.
Bij niet-luchtdichte dakvloeren of opstanden dient men de plakplaat mechanisch te bevestigen.
Indien de plakplaat even hoog is als de muur, moet de extra strook hier volledig over doorgetrokken worden. Bij hogere muren moet de onderlaag of de extra strook hoger komen dan de plakplaat, zodanig dat deze laatste door de twee afdichtingslagen (onder- en bovenaan) zou ingesloten worden.
In deze fiche wordt de uitvoering van een eenlaagse bitumineuze afdichting weergegeven. Voor de uitvoeringsprincipes voor meerlaagse bitumineuze afdichtingen aan de opstanden verwijzen we naar ยง 5.4.1 in het algemene deel van de TV 244. in het algemene deel van deze TV.
Bij eenlaagse bitumineuze afdichtingen die afgewerkt zijn met leischilfers, wordt de overlapverbinding idealiter op de fabrieksmatig voorziene neutrale zone (zonder leischilfers) uitgevoerd. Wanneer dit om uitvoeringstechnische redenen niet mogelijk is, dient men in zones waar er een zeker risico op plasvorming bestaat veiligheidshalve een bijkomende strook onderlaag onder de overlapverbinding te voorzien.