-
1. - Afb. 1 en 2 - Buitenbepleistering op dragend isolerend metselwerk - Aansluiting onderaan het dakschild van een hellend dak.
LEGENDE
1. Dragend isolerend metselwerk
-
2. Buitenbepleistering
-
3. Binnenbepleistering
-
4. Wapening van de buitenbepleistering
-
5. Tussengevoegde isolatie van de dakvloerneus of van de ringbalk
-
6. Bekleding van de dakoversteek
-
7. Tussengevoegde isolatie die bevestigd is aan de onderzijde van de spanten
-
8. Dakisolatie
-
9. Spant
-
10. Onderdak
-
11. Dampscherm - Luchtscherm
-
12. Bijkomende afdichting
-
13. Zware dakvloer
- 14. Ringbalk
Aandachtspunten
De algemene aspecten van de typologie van dragend isolerend metselwerk met een buitenbepleistering zijn opgenomen in de inleiding van de TV 290.
De typologie is specifiek en vereist bijgevolg bijzondere aansluitingsdetails:
- voor de buitenbepleistering, gelet op het feit dat er bij deze typologie slechts een eentrapsdichting tegen de weersomstandigheden aanwezig is. Het is dus van groot belang dat de aansluitingsdetails van de buitenbepleistering op de andere gevelelementen robuust ontworpen en uitgevoerd worden
- voor het metselwerk en de aangrenzende bouwwerken teneinde de continuïteit van de isolatielaag te waarborgen.
De pleisterwerken beginnen gewoonlijk na de uitvoering van de dakwerken (met inbegrip van de dakgoten). In deze context dient men te waken over de goede aansluiting tussen de isolatielagen.
Tenzij anders vermeld in de contractuele documenten is de gevelwerker er niet toe verplicht om de regenwaterafvoerleidingen te verwijderen en terug te plaatsen. Men dient echter steeds de nodige maatregelen te treffen om het regenwater uit de dakgoten van de gevel weg te leiden (bv. installatie van tijdelijke regenwaterafvoeren).
De aansluitingen onderaan het dakschild moeten zodanig ontworpen en uitgevoerd worden dat het bovenste deel van de verticale wand beschermd wordt. De dakoversteek moet bovendien voldoende groot zijn om de plaatsing van het bepleisteringssysteem toe te laten en de blootstelling ervan aan vocht te beperken.
De tussengevoegde isolatie (nr. 7) moet aangebracht worden door de dakdekker aangezien deze zone na de bekleding van de dakoversteek niet langer toegankelijk is.
De buitenbepleistering kan aangebracht worden tot tegen de bekleding van de dakoversteek, nadat het zichtbare gedeelte ervan afgeschermd werd. Na het aanbrengen van de bepleistering moet er een inkeping gemaakt worden ter hoogte van de aansluiting tussen de bepleistering en de bekleding van de dakoversteek om het risico op een ongewenste scheurvorming te vermijden. Het is aanbevolen om een gevelkit (soepele voeg) aan te brengen ter hoogte van de aansluiting tussen de bekleding van de dakoversteek en de bepleistering. Deze taak behoort normaalgesproken niet tot het takenpakket van de stukadoor, maar kan wel het voorwerp uitmaken van een aparte post in de contractuele documenten. Een andere oplossing bestaat erin om na de uitvoering van de bepleistering een decoratief randprofiel aan te brengen dat eventueel voorzien is van een sierlijst. Het randprofiel moet zich in dit geval op een iets lager niveau bevinden dan de bovenkant van de bepleistering zodat de pleisterstop aan het zicht onttrokken wordt.
Het aanbrengen van een dichtingskit (soepele voeg) in de vorm van een driehoek zonder voegbodem wijkt af van de aanbevelingen uit de STS 56-1 en is dus af te raden.
De staat en de functionaliteit van de soepele dichtingsvoegen moeten hoe dan ook jaarlijks nagekeken worden.