Op deze pagina
Aansluitingdetail(s)
-
1. Afb. 1 : Detail van de aansluiting aan de gootband en aan de onderkant van trapnaden (aan de onderzijde geventileerde dakbedekking)
LEGENDE
1. Staande naad
-
2. Beplanking
-
3. Tengellat
-
4. Onderdak
-
5. Isolatie
-
6. Lucht- en dampscherm
-
7. Binnenafwerking
-
8. Eventuele bekleding van de boordplank
-
9. Goothaak
-
10. Doorlopende druiprand
-
11. Insecten- en knaagdierwerend gaas
-
12. Steunklang
- 13. Aanhakingsklang
-
2. Afb. 2 : Aanbevelingen met betrekking tot de aansluiting van de dakbedekking aan de druiprand (aan de onderzijde geventileerde dakbedekking)
Aandachtspunten
De algemene uitvoeringsbepalingen evenals een aantal bijzonderheden in verband met andere dakbedekkingsmaterialen dan zink (inox, koper, aluminium of gecoat staal), zijn terug te vinden in de TV 266.
AFMETINGEN VOOR ZINK
Neus van de druiprand of druiplijst l:
- ≥ 30 mm voor een neus van een druiplijn op minder dan 7 m van de vaste klangen
- ≥ 50 mm voor een neus van een druiplijn op meer dan 7 m van de vaste klangen, met maximaal ¹/₃ oversteek in de goot
Speling C:
5 mm (bij koud weer) tot 15 mm (bij warm weer), voor de neus van een druiplijn op maximaal 10 m van de vaste klangen
Slab L:
L ≥ 120 mm
Steunklang of -strook:
Onderbroken klangen op maat (2/m), vaak versneden in H-vorm:
- L = 250 mm
- e = 0,8 mm (gegalvaniseerd staal)
Aanhakingsklang:
Klangen uit zink op maat (2/m):
- L = 80 mm
- e = 0,7 à 0,8 mm (zelfde dikte als het blad van de bekleding)
Doorlopende ventilatie E:
1/1000 van de horizontale projectie van de dakoppervlakte, met een minimumbreedte van 10 mm
Bedekking van het overhangende deel van de druiprand of de goot B:
≥ 50 mm
Hoogteverschil tussen de voor- en achterzijde van de goot g:
- ≥ 6 mm als er aan de achterzijde van de goot een plooi gevormd wordt
- ≥ 15 mm in de andere gevallen