De afbeelding illustreert de plaatsingsvoorschriften voor de afdichting van gedeeltelijke doorvoeringen van een brandbare of onbrandbare leiding die geschikt is in omgekeerde U-vorm in vloeren door middel van inbedding in een isolerende ondervloer uit gespoten polyurethaan. Deze plaatsingsvoorschriften zijn geldig voor twee boven elkaar gelegen compartimenten (van het ene niveau naar het andere), en niet voor twee aangrenzende compartimenten op hetzelfde niveau (van links naar rechts).
1. Draagvloer uit onbrandbare materialen
De draagvloer (structureel element) moet over een brandweerstand REI 60 of REI 120 beschikken en opgebouwd zijn uit een onbrandbaar materiaal (brandreactieklasse A2-s3, d0 of beter, volgens de Europese norm NBN EN 13501-1).
2. Brandbaar of onbrandbaar luchtkanaal
De eigenschappen van het kanaal moeten aan de volgende criteria voldoen:
- maximale diameter: 125 mm. In het geval van rechthoekige kanalen moet de doorsnede beperkt blijven tot 125 cm²
- type: alle mogelijke types brandbare (PE …) of onbrandbare kanalen (staal …).
3. Uitsparing
De uitsparing moet geboord worden. De totale ruimte tussen de leiding en de schachtwand mag niet groter zijn dan 15 mm. Er is geen specifieke opvulling vereist. Ze mag dus open blijven. De afstand tussen twee uitsparingen moet minstens 250 mm bedragen.
4. Dekvloer
Het gaat om een cementgebonden of anhydrietdekvloer. De dekvloer dient de leidingen met een minimum van 50 mm (d) te bedekken. De laag die de kanalen bedekt (dekvloer en ondervloer), moet minstens 90 mm dik zijn (inclusief 50 mm dekvloer).
5. Ondervloer uit gespoten polyurethaan
De leidingen worden in de ondervloer uit gespoten polyurethaan geplaatst (brandreactieklasse E of beter, volgens de Europese norm NBN EN 13501-1). De laag die de kanalen bedekt, moet minstens 90 mm dik zijn (inclusief 50 mm dekvloer).